Recensies
De NCRV en Herman de Man.
Werpen met de lasso naar "het wassende water" (door Wam de Moor)
In de zesde aflevering van NCRV’s tv-serie Het wassende water' gebeuren uitsluitend
dingen waarvan de lezer van de gelijknamige roman die Herman de Man in 1925
publiceerde, geen weet heeft.
De centrale figuur in roman en serie, Gieljan Beijen, staat op het punt aan te monsteren als
zeeman en leert eerst de stad kennen. Zo brengt hij enige tijd door met een meisje dat zich,
legen betaling, het hoofd op hol laat brengen. Hij komt er maar niet achter wat zij voor de
kost doet. Hij koopt voor haar bij een (fraai!) gechoqueerde Ellen Vogel een reukwatertje
dat zijn beste herinnering aan mest en boerenbodem oproept. En bij de aftiteling toont hij
ons zijn brede mannelijke rug, op de valreep in durende verandering — want de stugge
botterik van de eerste afleveringen is een warme persoonlijkheid aan het worden.
Hiertussendoor gaan de beide andere in de serie optredende kinderen van vrouw Beijen hun
gang. Wieleke laat zich niet door haar moeder bepraten (Kitty Courbois, afgemeten: "Vort,
naar je stee") en wijst in een geestige scene een sukkelige huwelijkskandidaat de terugweg
naar moeders pappot. Broer Willem (Sjoerd Pleijsier) laat zich door de onuitstaanbare
doktersdochters overhalen om met haar te trouwen.
En ten slotte, om mij tot één aflevering te beperken, wordt de geheimzinnigheid rond Hans
Dagelet (Kitty Courbois: "Vreemdeling! Kom zitten!") gaande gehouden doordat twee
motorrijders met leren petten op het gesloten boerenvolk zijn fotografie tonen en laat ook de
marskramer weer even zien dat hij de ontwikkelingen nauwlettend in het oog houdt. Van
marskramer noch vreemdeling op de vlucht voor de politie is in De Mans boek een spoor te
vinden.
Waarom deze reportage? Zeker niet om de oude vraag nog eens te stellen naar de
rechtvaardiging van een zeer vrije verfilming van een literair werk. Het spreekt voor mij
vanzelf dat een filmer volstrekt vrij is met het boek te doen wat hij wil: dit trouw te volgen
zoals Rademakers met De Aanslag doet of er met een lasso vanuit de verte naar te werpen,
zoals hier. De vraag is wel of je dan nog dezelfde titel en de namen van de hoofdpersonen
kunt handhaven.
Peter van Gestel, de bewerker, en Bram van Erkel, de regisseur, lijken hun serie niet
gemaakt te hebben uit bewondering voor de oorspronkelijke roman. Ze zouden in dat geval
de materie met de grootste schroom hebben benaderd. Ze lijken veel meer geboeid te zijn
door de titel van de roman, de locatie (de polder met de boerderij Water-Snoodt), de
voornaamste personages (de familie Beijen) en één hoofdlijn: de ontwikkelmg van Giel
Beijen.
Ook in eerdere afleveringen waren allerlei afwijkingen van de roman te zien. Bleef
allevering 5 (De boeldag) vrij dicht bij het origineel, in afleverrng 4 lieten zij de, prachtig
gespeelde, vrouw Aaigie van Gieljan sterven door de beet van drens dolgeworden hond. Bij
De Man zijn slechts vier bladzijden van de 165 aan dit huwelijk gewijd en sterft Aaigie twee
jaar na de bruiloft in het kraambed. Wie aan de beet van een dolle waakhond sterft is Aaigie's moeder
die "in een nanking dwangbuis gebonden, wier weggetrokken door
gestichtsmannen in grijze uniformjassen en naar Utrecht geleid".
Het curieuze van de roman is, dat De Man de titel van zijn boek ontleent aan het laatste hoofdstuk.
Dat gaat niet over de watersnood en de beheersing daarvan, zoals men zou verwachten, maar over
de persoonlijke religieuze crisis waarin de waterbedwinger Gieljan Beijen geraakt.
"Kan ik, buiten de kerk om tot God komen door goed te zijn alleen?", is zijn kernvraag.
En het antwoord lijkt te zijn: "Neen, het geloof moet te zamen beleden worden,
de sterken moeten de zwakken schoren. de vromen moeten de onverschilligen meevoeren
naar het heil.
Die vraag en dat antwoord kunnen voor een identiteitsgevoelige omroep (of universiteit of opinieblad
of enzovoorts) een belangrijk argument zijn om zich met de beleving ervan bezig te houden.
Het wassende water, het stijgt het individu naar de lippen, het is in gemeenschap
te beheersen. Bij De Man uitte dat wassende water zich zeker ook in de weergegeven kijk op
zonde en zinnelijkheid. Salomon Herman Hamburger publiceerde Het Wassende Water in l925, toen hij 27 jaar oud
was, 2 jaar voor hij, geboren jood, katholiek zou worden. Als marskramer had hij de
Hollandse IJsselstreek en daarmee de gebieden van dc Lopiker- en Krimpernerwaard uit en
te na leren kennen: calvinistische boerenmensen vol tobberij, goed en slecht. In Rijshout en
rozen, een van zijn eerste boeken (1924), betekenen rozen zinnelijke, nutteloze schoonheid
en rijshout deugdzame bruikbaarheid. Bepaald geen wenkend perspectief.
Her wassende water wordt gedragen door eenzelfde sombere kijk op de werkelijkheid
——een kijk die niet in alle opzichten door de verteller lijkt te worden gedeeld. De auteur
werd niet voor niets korte tijd later rooms—katholiek. Vijftig jaar geworden verzucht de in
deze sfeer grootgeworden Gieljan Beijen: "Oh, droge Dominees uit onze witte kerken, zo de
ware tederheid uit het Nieuwe Boek levend in jelui‘s hart was, dan zoudt ge zo somber niet
preken, zo niet galmen, zo niet wee en verdommenis roepen." Wat dan wel? "Ach wat wil
ik. God en de innerlijkc vrede... geen tekstontleding", "geen preek over den bozen mens,
maar een dronkenmakend gelukslied over den goeden God."
De Mans roman telt twaalf hoofdstukken. Je zou die in drie clusters bijeen kunnen brengen.
De eerste vijf hoofdstukken laten Gieljan Beijen zien in zijn onstuimige rusteloosheid; de
volgende vijf getuigen van zijn groeiende stabiliteit en de voorbereiding op de beslissende
fase in zijn Ieven; en in de laatste drie hoofdstukken toont hij zich een moedig, onzelfzuchtig
mens die desondanks blijft zitten met het hem beklemmende probleem van zijn relatie met
God. Waar in de aankondiging van de tv—serie steeds gewag wordt gcmaakt van "de
belevenisstijl van de familie Beijen", concentreert de roman zich meer op de centrale figuur
en dienst betrekkingen tot zijn familieleden,
Daar is de moeder, vrouw Beijen, "een machtig vierkant wijf, stram gezeggend als een man
en niet mim parmantig", weduwe die niet wilde hertrouwen. "Haar wezen wezen was onder de
hand oud geworden; de kietel en het vrijplezjer was er uit. Een troebele drang van lusten had
uitgewoed voorgoed". Als ze haar rijke schoondochter, de vroegere weduwe, "pront en
kwiek (gelijk vrouwen zijn die lang een man behagen willen)" ziet lopen "gevoelde ze een
kort schrijnende vleug van spijt, spijt om verloren jaren, spjjt om de zelfgekozen enigheid.
Maar van een zeeman zoals in de tv-serie die haar eens goed heeft verwarmd, en waarover de jongens
met elkaar smoezen, is in het geheel geen sprake.
Dan de zonen. Die moeten hun gloeiend bloed temmen. Arie, de oudste, kon dat, Gieljan
niet, die is "een dromer van vrouwen". Als die Arie getrouwd ziet loopt er "door al zijn
botten "een wilde grilling van ingehoude bloedzucht", en hij moet er op uit als "een
losgebroken ruin, die ievers wijd voorbij veel water en hekstaketsels een merrie weet". En
zo treft hij de daggeldersdochter Nelia, "een rijpe plokklare boomvrucht, fijnfruit van
een Wilde stam". Die weet "dat haar fel lijveke driften wekte, die ze zelf niet keren kon".
En dat doet ze ook bij Gieljan. Zelfs zijn zuster Wieleke ziet hij nu met andere ogen: "Een mooi
meidje, vers en gezond." Moeder vraagt maar niet zo met haar te stoeien!
Standsverschil staat een huwelijk van Gieljan en Nelia in de weg. "Oh, dat heerlijk, altijd
weerkerend visioen van die standsverwisseling."
Verder dan deze droom kon De Man blijkbaar niet gaan: geen verzet (als in de tv-serie),
geen opstand tegen de bestaande wetten van de streek. Het meisje verandert door de liefde
voor Gieljan; ze wordt vroom en trouwt later met een oppassend man; de jongen blijkt
murw gemaakt en trouwt met Aaigie Scheer.
De Man schreef zijn boeken niet in een literair luchtledig. Schrijven over man en vrouw in
het huwelijk ging hij voor in de traditie van het naturalisme en realisme die door Strindberg
en bij ons Emants en Coenen in het bijzonder gestalte had gekregen. Hij laat Gieljan over
zijn korte huwelijk met Aaigie spreken in woorden die van Strindberg hadden kunnen zijn.
Man en vrouw blijven vreemden voor elkaar. "En dan maar alle dagen naast heur 'an
dezelfde tafel zitten as een vreemdeling zijnde, of je veur een enkele dag over bint. Maar
twee jaar duurt die... enkele dag. Naast heur in de bedstee slapen; een lijf naast je waar je de
lusten wel, maar niet de lasten van wil en kan verdragen.
In tegenstelling tot zijn jongere broer Willem -een intelligent, helder denkend type dat, als
het er op aan komt streberig en laf blijkt te zijn- is Gieljan een zoeker, een die nog veel
wegen wil openlaten, "dat goeie deinende gevoel in z'n kop, daar hield hij zo van." Hij is
impulsief en betaalt voor die impulsiviteit herhaaldelijk de rekening..
Een sterk voorbeeld daarvan vindt men in het tweede cluster. Gieljan lijkt op zijn plaats,
zetten een nieuwe boerederij op, keert weer terug op Water-Snoodt, is zelfs al tot heemraad
gekozen, en wil dan in een opwelling de dochter van een weduwe trouwen.
Bijtijds komt hij tot bezinning. Een laatste gril van het wilde bloed blijkbaar dat veel pijn
veroorzaakt.
Maar in het derde cluster toont hij zich vaardig in het praktisch handelen. Met gevaar voor
eigen leven steekt hij de IJssel over, terwijl de ijsschollen zijn vingers afsnijden. Om een
geleide doorbraak van de dijk mogelijk te maken offert hij zijn eigen polder op. En in een
fraai staaltje retoriek bekt hij zijn jaloerse broer Willem en -- typisch voor de Man! -- een
hypocriete dominee af die deze zelfopoffering willen voorkomen. Zijn moeder maakt het
allemaal nog net mee en toont zich trots. Maar hoe geslaagd in maatschappelijk opzicht
ook, Gieljan Beijen mist de innerlijke vrede. Dat probleem geeft het boek zijn open einde.
Zo is De Mans roman een goed geschreven werk, met kanten die zeer verouderd aandoen,
maar met een intrigerend slot. Dan Van Gestel en Van Erkel hiermee in hun avonturenserie
helemaal niets mee kunnen beginnen, lijkt mij na het voorgaande begrijpelijk. Desalnietemin
wil ik dat wel zien, omdat het de kern is van wat De Man bezig hield toen hij het Wassende
water schreef.
Weekblad 'De Tijd' van 21 februari 1986
De vier waarden van een televisiebewerking (door Astrid van den Berg)
Ik wilde maar meteen met Gé Vaartjes in huis vallen — hij heeft in het oktober-nummer
van De Vier Waarden van het vorig jaar gezegd: "Literatuur en film zijn twee geheel
verschillende kunstuitingen." Derhalve moet een film, ook al is deze gebaseerd op een
literair werk, niet beoordeeld worden naar de mate waarin de film het werk tekstgetrouw
volgt. Sterker nog: de film moet los worden gezien van het literaire werk om het werk van
de tonelisten de kans te geven op z’n eigen verdiensten te worden gewaardeerd.
En hierom nu ben ik gevraagd m‘n oordeel te geven over de televisiebewerking "Het
wassende water" van regisseur Bram van Erkel en scenarioschrijver Peter van Gestel:
onwetend als ik ben wat betreft de roman "Het wassende water" van Herman de Man, kan
ik niet anders dan de televisiebewerking los zien van zijn basis, het literaire werk. Daarom
misschien waardeer ik de eigen verdiensten van deze film; hieronder volgen de vier waarden
die deze televisiebewerking voor mij heeft.
Allereerst is natuurlijk het akteren van belang bij een gedramatiseerde tekst. Thom
Hoffman in de rol van Gieljan Beijen valt dan meteen op. Heel sterk komt hij uit de verf met
z'n grote lichaam, donkere haren en donkere ogen tegen de achtergrond van zijn enigszins
week—blonde broer Willem (Sjoerd Pleysier). Opstandigheid tegen de calvinistische
boerengemeenschap straalt hij uit, terwijl zijn moeder, vrouw Beijen, gespeeld door Kitty
Courbois, juist de calvinistische gemeenschap zélf uitstraalt. Somber en beheerst is zij
telkens en emotics komen maar sporadisch aan de oppervlakte. Heel anders weer was de
stille Aaigie, fijngevoeliger en teerder dan Gieljan en vrouw Beijen.
Ondanks de grote tegenstellingen in de karakters, zijn er door de akteurs geen prototypes
neergezet, maar levende mensen met ogen die op zich al boekdelen (mogelijkheden voor
een film?) spreken.
Dc psychologische ontwikkeling van ieder van hen is in het spel duidelijk uitgedrukt. De
vertolkers van de bijrollen zijn psychologisch gezien minder belangrijk, maar verhogen
door hun aanwezigheid (de dokter, de dominee, de "drank-venter") wel de sfeer.
De spraak vind ik helaas af en toe wat onnatuurlijk. De hoofdrolspelers spreken "Algemeen
Beeschaafd Nederlands". Voor de sfeer echter, zo vrees ik, is er af en toe een woordje als
"motten" en "kommen" ingvoegd. Sommige figuranten daarentegen, vooral die bij de
boeldag, spraken zo plat dat het zelfs mij als Zuidhollandse opviel. Een onevenwichtige
verhouding.
De dialogen op zich zijn prachtig: zoveel blijft onuitgesproken, zo weinig blijft verborgen.
Ieder woord is geladen. Vooral als Gieljan voor de tweede maal met de woorden van Janus
spreekt: "Alles is gezien, vrouw. Het is niet verborgen gebleven", woorden die als een vloek
zijn voor vrouw Beijen.
Langzaam kom ik zo terecht bij de regie van Bram van Erkel, een tweede waarde van deze
televisiebewerking. Grote bewondering heb ik voor de manier waarop hij dit stuk
geregiseerd heeft. De sfeer druipt van de weilanden, van de dijk naar beneden waar
weggescholen de hoeve ligt. Nergens wordt de kijker gestoord door een over het hoofd
gezien verkeersbord, door een zendmast op de achtergrond. (En dat terwijl het stuk
grotendeels is opgenomen in en bij de Lopikerwaard- knap hoor!) De interieurs zijn
benauwend degelijk, als het denken van de mensen binnen het dorp. De piano bij de dokter
ervaar je als kijker plots als zondige luxe. De zwarte kleding gekombineerd met de
afgemeten dialogen werken beklemmend. Alles is sfeer: alles is nors, streng religieus en
bedreigd door het gevaar, het water, het vreemde.
Naast de sfeer hebben Bram van Erkel en Peter van Gestel ook grote nadruk gelegd op de
psychologie: de karakters maken een ontwikkeling door, de regisseur bepaalt hoe wij dat
zien. Veel accent wordt daarbij gelegd op de gelaatsuitdrukking —— een gezicht dat zichtbaar
wordt door de kier van de beddestee, de bijna briesende kop van Gieljan boven het
gordijntje van het caféraam uit, na de boeldag.
Mooi is ook hoe Bram van Erkel het gevecht in het water tussen Janus en de dokter liet
verfilmen, op de trouwdag van Gieljan en Aaigie. Even konden wij door de ogen van
Gieljan zien, hoe hij het tweetal zag veranderen in zijn vader en de zeeman tijdens hun
dodelijke gevecht. ’t Beeld ging daama direkt weer over in Janus en de dokter. De
geprikkeldheid van Gieljan later op de avond kunnen we dan uit die flits verklaren. Een
ketting van psychologisch in elkaar grijpende schakels wordt ons zo door een knappe regie
heel subtiel aanschouwelijk gemaakt.
Een derde waarde is de interpretatie van de roman "Het wassende water", die tot deze
specifieke televisiebebewerking leidde. Peter van Gestel is het, die hiervoor verantwoordelijk
is. Laten we voorop stellen dat van Gestel zich heeft laten inspireren door de roman "Het
wassende water" en dat hij niet beoogd heeft een tekstgetrouwe weergave op het scherm te
laten verschijnen. Of dit al dan niet aanvaardbaar is, is hier niet ter zake doende.
Ik kan niet beoordelen in hoeverre van Gestel het verhaal heeft aangepast voor z'n
televisiebewerking, slechts het resultaat kan ik waarderen. Structureel gezien zit het Stuk
mooi in elkaar. Allerlei symbolische "linken" worden gelegd. Een heel duidelijke is de dood
van Pierlala in het poppenkastspel op de kermis, die verwijst naar de dood van Aaigie.
Zeer mooi vind ik ook de symboliek van de zeeman, de vreemdeling die van het water (het
gevaar) komt. Sinds de komst van de zeeman is Gieljan gedoemd: in de eerste plaats wordt
hij vervloekt door z'n vader en van de zeeman krijgt Gieljan de hond Wees, wiens
hondsdolheid de oorzaak is van Aaigie's dood. Na Aaigie's dood trekt Gieljan weg, net als
de zeeman en in de laatste flits van de vijfde aflevering zien we hem staan bij de zee (!)
Een zeer grote nadruk ligt ook hier op de psychologie, op de ontwikkeling van het karakter
van Gieljan, die bepaald wordt door de vloek van zijn vader. Zwerver en vluchteling zou
hij zijn en dat is hij geworden. Deze ontwikkeling en die van de andere karakters worden ons
getoond d.m.v. de symbolische verwijzingen door de tijd, zoals hierboven beschreven.
Terugkerende elementen (zeeman/zee) leggen stilzwijgend verbanden, waardoor we als
kijker de psychologische ontwikkeling als logisch kunnen erkennen. Ik vind dit heel knap
gedaan, hoewel ik niet kan bepalen Wat Van Herman de Man is en wat Peter van Gestel
ingevoegd heeft.
Ik geloof overigens dat "de ziel" van het boek onaangetast is gebleven, wat, naast de
aanpassingen voor een televisiespel, een vereiste blijft. Zoals Ge Vaartjes in z’n artikel in het
oktober-nummer schreef, heeft Jean Groot, wiens proefschrift over Herman de Man
handelt, er op gewezen, dat het psychologische element in de roman "het wassende water"
overheerst. Hetzelfde valt op te merken over de televisiebewerking "Het wassende water".
De vierde waarde is naar mijn mening een zeer belangrijke waarde voor een televisiespel,
dat het algemene televisiepubliek moet bereiken: het moet boeiend zijn, "kijkgenot" geven.
Voor mij persoonlijk is onomstotelijk bewezen, dat "Het wassende water", zoals het ons
iedere week werd voorgeschoteld, hierin zeker geslaagd is.
De sfeer boeit, het handelingsverloop boeit (nergens overbodige of minder interessante
scenes) en ik kan me zozeer in de illusie van het toneelspel verliezen, dat ik nagelkluivend op
het puntje van m’n stoel zit, als Aaigie niet naar de dokter gaat, nadat zij door Wees is
gebeten. En vertedert Wieleke niet? En zijn de dochters van de dokter geen zalige nuffen?
Vindt u het ook nog iedere keer weer jammer als een allevering is afgelopen? Voor mij is
deze televisiebewerking wat zij zijn moet: een plezier om naar te kijken.
Op grond van deze vier waarden durf ik wel de zeggen, dat het televisiespel "Het wassende
water" heel veel mooie en knappe elementen bevat. Zoveel zelfs dat ik ook nog durf te
beweren dat het televisiespel goed en knap is. In ieder geval de moeite van het kijken waard.
Bovendien heeft deze bewerking mij (en ik denk dat dit voor meer analfabeten op
Herman—de-Man-gebied geldt) tot het vaste voornemen gebracht het boek "Het wassende
water" van Herman de Man te gaan lezen. lk zal dan trachten het boek los te zien van deze
indrukwekkende televisieserie.
"Het Wassende Water": actueel en vol diepgang! (door Maarten Hidskes)
Zonder op dit moment de gehele serie gezien te hebben en zonder het gelijknamige boek of
ander werk van Herman de Man gelezen te hebben beschouw ik de t.v.-serie "Het wassende
water" als een op zichzelfstaande krachtige vertelling. Ik vroeg me af waarom deze serie me
iets totaal anders geeft dan andere bewerkingen, zoals "Dagboek van een herdershond".
Blijkbaar ervaren meer mensen dit zo; in de klas waarin ik zit, wordt er meer over "Het
wassende water" gepraat dan over enig andere serie. Er is dus kennelijk iets aan de hand met
dit schijnbaar eenvoudige boerenverhaal dat uitgezonden wordt temidden van grote
hoeveelheden pulp die men de rest van de week op het scherm mag bekijken.
De meest makkelijke verklaring is die van de bewering dat "het andere net" dinsdagavond
door de NOS in beslag wordt genomen en dat deze stichting toch haar eigen kleine groepje
kijkers heeft. Een wat aannemelijker verklaring is volgens mij te vinden in de
levenswaarheden die deze serie herbergt. Laat ik dit illustreren aan de hand van twee
voorbeelden.
De wond die Aaigie door de beet van de hond Wees had opgelopen, wordt niet door
Gieljan opgermerkt. In eerste instantne lijkt dit onwaarschijnlijk. De reden die hij echter voor
dit "verzuim" opgeeft, is een simpele; Aaigie en hij kleedden zich altijd uit in het donker en
daardoor was voor hem de wond onzichtbaar gebleven. Dit heeft vérstrekkende gevolgen:
Aaigie overlijdt.
Een gebeurtenis die ook Vérstrekkende gevolgen heeft, en eigenlijk het hele verhaal draagt,
is de komst van de zeeman. Hij komt van buiten, heeft meer gezien dan het afgesloten leven
op de boerderij. In de eerste aflevering brengt hij door zijn komst onrust in de familie Beijen.
De erfenis die de zeeman achterlaat, is tweeledig. Enerzijds het verlies van Rijk Beijen en het
eerverlies van Thera, vanwege haar slippertje met de zeeman, een slippertje dat niet
ongezien is gebleven. Anderzijds de innerlijke onrust van Gieljan, die getuige was van de
door van zijn vader en de zeeman en die zich later identificeert met de zeeman wat betreft
diens vrijheidsdrang. Verder voelt hij zich in zijn vluchtgevoelens versterkt door de
woorden van zijn vader: "een zwerver en een vluchteling zul je zijn". De dood van Aaigie,
ook direct gevolg van de erfenis van de zeeman, is voor Gieljan het incident om nu echt te
vluchten.
Het noodlot speelt dus een belangrijke rol en wordt via allerlei symbolen herhaaldelijk uitgedrukt.
Dit vind ik een van de sterke kanten van de serie.
Het verhaal is realistisch, dat ook duidelijk naar voren komt in de gesprekken: de korte, bijtende zinnen
zijn slechts een bovenste laag van de gevoelens die de verhaalfiguren voor elkaar hebben.
De gesprekken, hoe bondig en bars ook, komen realistisch over. Kitty Courbois zal, denk ik, weinig moeite met haar rol hebben,
want zij is Thera Beijen. Met name de korte momenten van zelfbezef van Thera, na een korte, heftige,
schijnbaar gevoelloze conversatie worden erg goed in beeld gebracht.
Ook de gesprekken met Jaap de Zwaluw zijn sterk.
Jaap weet via soms amusant aandoende rijmpjes precies aan te geven wat er te gebeuren staat.
Met z'n uitspraken lokt hij irritatie uit; een ieder dij hij toespreekt, zou hem 't liefst een klap verkopen.
Maar men slaat niet, omdat deze Jaap de waarheid verkondigd. Hij is onafhankelijk van iedereen en het lijkt
alsof hij z'n zaakjes op een rijtje heeft. Mooie confrontaties zijn die tussen Jaap bijvoorbeeld Wieleke, die
opgesloten zit in Water-Snoodt.
Wieleke wil zichzelf zijn. maar een Ieven zoals Jaap daz leidt, wil ze niet. Het is dus kiezen voor haar.
Deze strijd —- de botsing tussen conventies en zichzelf willen zijn —— is in feite een voorbceld
voor de strijd die alle personen in deze serie voeren. Hier ligt voor mij de essentie van de
serie: bewust en zelfstandig willen leven, maar tevens telkens machteloosheid ervaren.
In dit opzicht is deze serie niet tijdgebonden —- "annno 1920" —— maar hoogst actueel!
|

|