Herman de Man (Woerden 11 juli 1898 - Schiphol 14 november 1946)

Herman de Man werd als Salomon Herman (Sallie) Hamburger in Woerden, Rijnstraat 24 als jongste van drie kinderen geboren. Zoals zijn oorspronkelijke naam reeds doet vermoeden was hij van joodse afkomst. Het huwelijk van zijn ouders, Herman Salomon Hamburger, koopman 'in ellengoed en passementen', en Sara Cohen Schavrien liet te wensen over. Herman groeide nogal eenzaam op; zijn jeugd kende meer verdriet dan vreugde. Het is dan ook niet zó vreemd dat het thema van deze ongelukkige jaren in tal van zijn boeken is terug te vinden.
Zijn ouders dreven in Woerden een slecht lopende winkel in manufacturen die ze de "Markthal" noemden. Via het buurtschap Polsbroekerdam (1902 - 1906) probeerden ze hun geluk in Benschop. Op de hoek van het Dorpsplein en de Noordzijde (Dorp 224, thans Herman de Manhuis) dreven ze hun handel. 


Daarnaast ging vader als marskramer langs de boeren in de Lopikerwaard. 's Avonds schreef hij brieven voor hen die daar door analfabetisme niet toe in staat waren. Het schetst de omstandigheden waarin Sallie opgroeide en die hij in Marie of Hoor ook de wederpartij (1937) treffend beschreef.
In 1910 verhuisde het gezin naar Oudewater, Leeuweringerstraat 61. Sallie bezocht er de ULO en volgde een jaar lang tekenlessen aan de Avondtekenschool. Omdat in het gezin Hamburger de financiële nood hoog was vergezelde Sallie, met veel tegenzin, zijn vader om met een volgeladen kruiwagen en later met paard en wagen, hun waren aan de man cq de boer te brengen. Het zou hem vormen. Een hard leven waarin in het calvinistische land tussen Hollandse IJssel en Lek discriminatie ten opzichte van buitenstaanders en andersdenkenden niet vreemd was. Hij luisterde naar de ruige verhalen die de boeren en hun knechten hem vertelden over wat zich in het polderland afspeelde. Later vond hij hierin de inspiratie tot het schrijven van zijn romans. In die tijd groeide hij van een leergierig, fel levend jochie tot een tegendraadse, onmaatschappelijke rebel. Door contacten met de Amsterdamse voordrachts-kunstenares Jeanne Berkhout en haar vader, die een vurig aanhanger van Domela Nieuwenhuis was, werden zijn socialistische en anarchistische sympathieën gevoed. Nadat de familie in 1916 opnieuw verhuisde en nu naar Gouda waar vader een winkel in tweedehands goederen dreef, begon Herman voor zichzelf. Het zakendoen ging hem goed af en toen in de Eerste Wereldoorlog boerenantiek mode werd verdiende hij geld als water. Met behulp van vrienden was het weer net zo makkelijk uitgegeven.
Na het lezen van karrevrachten boeken wierp hij zich op de poëzie. Vele gedichten, romantisch, diepzinnig of sentimenteel van aard maar zonder enige literaire waarde. Daarop gewezen ging hij verstandig genoeg hier niet meedoor maar begaf zich op het pad van het proza. Hij bleef een onhandelbaar mens, leidde een zwervend bestaan met vele baantjes en weinig succes. Toen hij weigerde de wapenrok aan te trekken werd hij tot 2 jaar celstraf veroordeeld, jaren die hij in Leiden en Fort Spijkerboor uitzat. Kort daarna dreigde hij wederom met de justitie in aanraking te komen door frauduleuze handelingen met een schrijfmachine. Gevlucht naar België werd hij redacteur bij Het Laatste Nieuws waar hij voor het eerst z'n pseudoniem Herman de Man gebruikte. In 1921 keerde hij terug naar Nederland, werd prompt gearresteerd en tot 2 maanden gevangenisstraf in Scheveningen veroordeeld.

In de daarop volgende periode van 20 jaar bleef hij bij de journalistiek. Hij was bij verschillende kranten werkzaam. Vaak ging z'n vertrek met een fikse ruzie gepaard veroorzaakt door zijn onbuigzame karakter. Reeds in België was hij begonnen aan een enorme produktie romans, korte verhalen en essays wat hij tot 1940, het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, volhield. In de beginjaren was de kwaliteit niet geweldig. Critici zoals Hendrik Marsman, Menno ter Braak en Edgar du Perron hadden voor zijn debuut Aardebanden (1920) en voor Weideweelde (1923) geen enkele waardering. Provincialisme, hoonde Ter Braak. Hij trok zich de kritiek erg aan en gooide het roer nogmaals om. Hij begon te schrijven over het land dat hij het beste kende, de Lopiker- en Krimpenerwaard en over de binnenscheepvaart in die streek. In juiste bewoordingen beschreef hij de karakteristieke sfeer van het polderland en de calvinistische bewoners die met God en zichzelf vochten. Rijshout en rozen (1924) had veel succes bij de lezers, ook de kritieken waren lovend. Het wassende water (1925), zijn meest bekende boek, beleefde vele herdrukken en werd bekroond met de Van der Hooftprijs. Bovendien werd het in 1970 bewerkt tot hoorspel en in 1986 tot televisieserie.
Bij het persagentschap Vaz Diaz had hij in 1923 Eva Maria Kalker (10 april 1905) leren kennen. Ze huwden op 19 maart 1924 en kregen 5 zoons en 3 dochters waarvan 1 zoon op jonge leeftijd overleed. Daarin voorafgegaan door zijn vrouw en kinderen ging De Man in 1927 over tot de rooms-katholieke kerk.
Na vele omzwervingen vestigde het gezin zich in 1930 in de woning "Vredendaal" in Berlicum bij 's Hertogenbosch. Vanaf 1933, toen Hitler in Duitsland aan de macht kwam, verbleven vele uit Duitsland gevluchte joden tijdelijk in hun woning.
Zijn werk breidde zich steeds meer uit. Romans verschenen met de regelmaat van een klok. Vaak beëindigde hij zijn romans met "Nog niet" om aan te geven dat hij vond dat zijn werk nog niet het volmaakte was wat hij eens hoopte te schrijven. 


In 1938 werd hem voor zijn hele werk de Tollensprijs toegekend. Ook verzorgde hij o.a. een wekelijkse rubriek "Literair halfuurtje" voor de KRO-radio en versloeg voor dezelfde omroep sportevenementen.
Zijn romans bereidde hij thuis voor door studie over het onderwerp waarover hij wilde schrijven. Daarna begaf hij zich op de motorfiets naar Augiers Venose in de Franse Alpen om daar in alle rust de roman op papier te zetten. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog op 10 mei 1940 verbleef hij in zijn schrijvershut. Hij kon niet meer terug naar Nederland en belandde in 1943 via Spanje en Portugal in Londen waar hij terecht kwam bij de Rijksvoorlichtingsdienst en Radio Oranje. Bij koninklijk besluit van 9 september 1943 werd zijn naam officiëel gewijzigd in De Man. Nog in hetzelfde jaar werd hij door ruzie met zijn superieuren overgeplaatst naar Curacao om daar de plaatselijke omroep gestalte te geven. Ook hier ontstonden tal van conflictueuze situaties.
Op 2 augustus 1942 werd zijn vrouw Eva met 4 kinderen door de Duitsers opgepakt en in Auschwitz vergast. Oudste zoon Jan die in Rijswijk verbleef werd gearresteerd en in Duitsland te werk gesteld. Hij ontvluchtte maar liep in Frankrijk zonder dat te weten een SS-post binnen. Ter plaatse werd hij, 17 jaar oud, doodgeschoten. Oudste dochter Marie en haar broertje Joost konden onderduiken. Toen De Man in augustus 1945 in Nederland terugkeerde raakte hij door deze berichten totaal ontwricht. Lichamelijk en geestelijk gebroken en niet meer tot schrijven in staat vestigde hij zich met zijn twee overgebleven kinderen in Eindhoven. Hij werd daar directeur van een autohandel. Als hij op donderdagavond, 14 november 1946 terugkeert van een zakenreis naar Engeland verongelukt de Dakota waarmee hij terugvloog door op Schiphol van de landingsbaan te geraken. Geen van de 26 inzittenden overleefde de crash. Had De Man zijn dood voorvoeld? Vlak voor het vliegongeval vertelde hij zijn dochter Marietje gedroomd te hebben met een vliegtuig neer te storten. Mocht mij iets overkomen, zo gaf hij haar te kennen, dan wil ik in Oudewater begraven worden. En zo geschiedde…zijn begrafenis vond onder grote belangstelling plaats op dinsdag, 19 november 1946 op de r.k. begraafplaats in Oudewater (graf Waterkant 1F12).

(door Pim de Bie / bron www.dodenakkers.nl)